Managers van moderne organisaties in de agrarische sector kunnen veel inspiratie uit de natuur halen met betrekking tot actuele thema’s die op hun vakgebied spelen. Veeteeltbedrijven zijn welbekend met intensieve fokprogramma’s om raszuivere koeien, schapen en varkens voor de toekomst te waarborgen. Maar hoe werkt dat eigenlijk in een modern dierenpark? Hoe zorgt een dierentuin ervoor dat er ook in de toekomst een gezonde, genetisch gevarieerde dierentuinpopulatie van een bepaalde diersoort bestaat? Biologen verbonden aan het Safari Meeting Centre van Koninklijke Burgers’ Zoo nemen u met fascinerende praktijkvoorbeelden mee naar het dierenrijk.
Moderne dierenparken streven ernaar om geen dieren meer uit het wild te halen. Die filosofie maakt dierenparken meteen erg afhankelijk van elkaar, want hoe zorg je anders bij tijd en wijlen voor vers bloed in je dierencollectie? Weinig mensen weten echter dat dierentuinen zelfs internationaal heel nauw met elkaar samenwerken en voor honderden diersoorten professionele fokprogramma’s hebben ontwikkeld die op basis van de nodige kennis van genetica gerund worden.
De grotere, professionele dierenparken van Europa hebben zich verenigd in de EAZA (European Association of Zoos and Aquaria). Deze overkoepelende Europese dierentuinvereniging kent meer dan driehonderd leden verspreid over heel Europa. Binnen Nederland hebben de veertien grotere dierentuinen zich verenigd in de NVD (Nederlandse Vereniging van Dierentuinen), die aan de wieg stond van de EAZA. De Nederlandse dierentuinen hebben altijd vooropgelopen qua innovatie en ontwikkeling, mede doordat ze al sinds 1966 op diverse terreinen erg nauw met elkaar samenwerken. Natuurlijk is er in enge zin sprake van concurrentie om de bezoekers, maar veel meer profiteren de veertien NVD-leden van het feit dat ze kennis met elkaar delen en gezamenlijk sneller leren en ontwikkelen dan wanneer ieder voor zich zou werken.
Binnen de EAZA zijn twee typen Europese fokprogramma’s opgezet: ESBs (European StudBook) en EEPs (European Endangered species Programme). Het verschil is kort samengevat dat een EEP nog strikter en actiever wordt aangestuurd door de coördinator, meestal omdat het om een in de natuur bedreigde diersoort gaat die alle aandacht verdient met het oog op de toekomst van die diersoort in de Europese dierentuinen.
Elk Europees fokprogramma kent één coördinator voor heel Europa. Meestal betreft het biologen die veel ervaring hebben opgedaan met die specifieke diersoort in hun dierenpark. Deze coördinator houdt een stamboek bij met daarin alle individuen van een bepaalde diersoort die zich in alle EAZA-dierentuinen bevinden. De coördinator bepaalt welke genetische combinaties het best gemaakt kunnen worden en geeft bindende adviezen aan dierenparken met betrekking tot gewenste toekomstige ontwikkelingen. Bijvoorbeeld naar welk collega-dierenpark een bepaald dier het beste getransporteerd kan worden om een genetisch zo gevarieerd mogelijke dierentuinpopulatie voor de toekomst op te bouwen.
Vroeger werden de kneepjes van een succesvolle fokmethode met een bepaalde diersoort door dierentuinen meestal angstvallig geheim gehouden als een goed bewaard familierecept. Tegenwoordig delen moderne dierenparken juist zoveel mogelijk kennis en ‘best practices’ met elkaar, omdat ze voor de toekomst van diersoorten in dierentuinen uiteindelijk afhankelijk zijn van een succesvolle fok in zoveel mogelijk dierentuinen.
EAZA-dierentuinen hebben de principeafspraak gemaakt om niet te betalen voor hun dieren. Ze kopen en verkopen hun dieren niet, maar schenken ze aan collega-dierenparken in het kader van de fokprogramma’s. De ontvangende partij neemt alleen de transportkosten voor haar rekening.
Het is interessant om eens te filosoferen in hoeverre bovenstaande (inter)nationale samenwerkingsverbanden en afspraken interessant zouden kunnen zijn voor de veeteeltsector? Zou men in deze sector gebaat zijn bij het belangeloos delen van alle kennis en ervaring op het gebied van de fokkerij met collega-bedrijven en concurrenten met als doel gezamenlijk en dus ook individueel steeds succesvoller te worden? Of zouden de nadelen in deze sector niet opwegen tegen de voordelen?
Bio-inspiratie voor de agri-sectorManagers van moderne organisaties in de agriculturele sector kunnen veel inspiratie uit de natuur halen met betrekking tot actuele thema’s die op hun vakgebied spelen. Biologen verbonden aan het Safari Meeting Centre van Koninklijke Burgers’ Zoo nemen u met fascinerende praktijkvoorbeelden mee naar het dierenrijk. |